Het mooie van workshops geven is dat ik er zelf ook veel van leer. Namelijk: ik krijg inzicht in wat ik (impliciet en op gevoel) doe. Een jaar of vijftien geleden heb ik dat ervaren toen ik Nederlandse les gaf op het hbo. Ik had weliswaar Nederlands gestudeerd, maar in die studie leer je geen taalregels. Wanneer je het moet onderwijzen, leer je vaak pas hoe iets werkt.
En hetzelfde geldt dus nu voor mijn fotoworkshops intentional camera movement, ICM: expres bewegen met je camera. Het stadium van ‘ik doe maar wat’ ben ik nu wel voorbij. Ik weet wel wat je moet doen om een bepaald effect te bereiken. Nooit precies, want bewegen met je camera houdt iets onvoorspelbaars. Maar grofweg weet ik wel wat ik doe. Heel fijn om dat dan over te kunnen brengen.
Maar er komt wel iets anders om de hoek, dat ik ook herken van mijn Nederlandse lessen: het liefst zou je willen dat er maar een antwoord mogelijk is. En dat is niet zo. Bijvoorbeeld: in het Nederlands mag je gemeenteN en gemeenteS zeggen. Allebei goed. En je zegt groentesoep, maar ook tomateNsoep. Studenten hielden daar niet van, weet ik nog.
Zo extreem is het gelukkig niet bij de workshops ICM. Maar als ik vertel dat mensen vaak sneller moeten bewegen om het ‘ICM-effect’ te bereiken, geldt ook dat je soms langzaam moet bewegen. En wanneer ik zeg ‘volg de lijn van je onderwerp’ kun je ook precies tegen die richting in bewegen. Eigenlijk leer je ‘hoe het hoort’ om er volgens mee te spelen. Oefenen met wat werkt, en dat vervolgens weer loslaten. Pas als je kunt lopen, kun je huppelen. Zoiets…